Chemische Reacties
2. Reactievergelijkingen
In de vorige sectie werd al beschreven dat chemische reacties worden weergegeven in vergelijkingen. In deze vergelijking worden de beginstoffen (reactanten) voor de pijl geschreven en de gevormde stoffen of de (reactie)producten achter de pijl geschreven. \[\text{reactanten}\ \rightarrow\ \text{producten}\] Of met een kortere notatie, waarin R de reactanten weergeeft en P de producten. \[\text{R}\rightarrow\text{P}\] Reactievergelijkingen worden in de meeste gevallen geschreven met molecuulformules of structuurformules. Structuurformules kunnen worden gebruikt in vergelijkingen om structurele veranderingen in moleculen aan te geven.
2.1. De toestandsaanduiding weergeeft de fase van een stof
Naast de reactanten en producten worden in reactievergelijkingen ook de faseaanduiding achter de stof vermeld. Deze toestandsfasen worden aangeduid door de intialen tussen haakjes achter de stof te schrijven. Zie onderstaande tabel voor de faseaanduidingen.
| Toestandsfase | notatie |
| Vast | s (solid) |
| Vloeistof | l (liquid) |
| Gas | g (gas) |
| Opgelost in water | aq (aqua) |
Zo kunnen faseveranderingen worden weergegeven met vergelijkingen, zoals weergegeven in onderstaande voorbeelden. Zo kan het smelten van een stof als gevolg van een temperatuurverandering worden weergegeven als. \[\text{stof}\ (s) \xrightarrow{\text{∆}T} \text{stof} (l)\] Waarin de Griekse hoofdletter delta (\(\mathrm{∆}\)) wordt gebruikt om een verandering aan te geven. Boven de pijl wordt dus een verandering in temperatuur (\(\mathrm{T}\)) weergegeven.
Voorbeeld 1. Smelten van ijs
Het smeltpunt \(T_s\) van ijs is 273 K (0 °C). Dus bij temperaturen hoger dan het smeltpunt zal ijs smelten en overgaan tot een vloeistof. Dit wordt dan geschreven als: \[\mathrm{H_2O}\ (s) \xrightarrow{\text{∆}T} \mathrm{H_2O} (l) \] Deze vergelijking wordt ook wel eenvoudiger geschreven als: \[\mathrm{H_2O}\ (s)+warmte \rightarrow \mathrm{H_2O}\ (l)\] Het is alleen wel goed te benadrukken dat warmte geen stof is en dus ook niet reageert met een stof.
In de tabel is nog een aparte fase te zien van een stof, namelijk de fase van een stof in oplossing. Wanneer een stof is opgelost in water wordt de aanduiding aqua (aq) gebruikt. Het woord aqua stamt af van het Latijnse woord voor water. Omdat water hier een oplosmiddel is wordt deze niet meegenomen in de vergelijking zelf. Alleen de stoffen die met elkaar reageren worden meegenomen in een vergelijking. Het oplosmiddel wordt soms wel boven de pijl geschreven.
Voorbeeld 2. Alcoholoplossing
Alcohol of ethanol (C2H6O) is goed oplosbaar in water. Op kamertemperatuur komt zuiver ethanol voor als een vloeistof. Dus de vergelijking van het oplossen van ethanol kan dan worden geschreven als \[ \mathrm{C_2H_6O\ (l)\xrightarrow{H_2O}C_2H_6O\ (aq)} \] Het oplosmiddel wordt niet in de reactie vermeld. Het oplosmiddel wordt of boven de pijl geschreven of wordt in zijn geheel weggelaten omdat vanuit de toestandsaanduiding (aq) al duidelijk is dat het is opgelost in water.
Een oplosvergelijking voor zouten zijn anders dan dat van een moleculaire stof. Zouten worden bij elkaar gehouden door ion-bindingen en deze ioniseren in oplossing. Ioniseren houdt in dat de zout wordt opgesplitst in geladen deeltjes (ionen).
Voorbeeld 3. Oplossing keukenzout
Keukenzout of natriumchloride (NaCl) lost goed op in water. Keukenzout zal volledig ioniseren in een waterige oplossing. Wanneer de solide zoutkristallen worden toegevoegd aan een glas water zullen deze worden opgesplitst in opgeloste natrium- en chloride ionen die worden verdeeld over de gehele oplossing. Dit kan dan worden geschreven als \[\mathrm{NaCl\ \left(s\right)\rightarrow Na^+\ \left(aq\right)+Cl^-\ \left(aq\right)}\]
2.2. Vergelijkingen balanceren met de wet van massabehoud
Een belangrijk kenmerk aan het opstellen van het opstellen van een reactievergelijking is de wet van massabehoud, ook wel de wet van Lavoisier genoemd omdat het voor het eerst is aangetoond door de Franse chemicus Antonoine Lavoisier in de achttiende eeuw. De wet van massabehoud stelt dat de totale massa (\(m\)) van de reactanten gelijk zijn als de producten, dus er gaat geen massa verloren. \[m\left(\text{reactanten}\right)=m\left(\text{producten}\right)\]
Dus voor het opstellen van een reactievergelijking kan worden gesteld dat het aantal atomen voor en na de pijl gelijk moeten zijn. Het is echter niet mogelijk om het aantal atomen in een molecuul aan te passen. Dus de index kan niet worden aangepast. Om een vergelijking kloppend te maken moet het aantal stoffen in de vergelijking of de stoichiometrische coëfficiënten worden aangepast om een reactie kloppend te maken. Neem onderstaande vergelijking waarin R de reactanten en P het reactieproduct. \[n\ \mathrm{R}_i\rightarrow m\ \mathrm{P}_j\] Hierin zijn \(n\) en \(m\) de stoichiometrische coëfficiënten en \(i\) en \(j\) de index van de stoffen.
Voorbeeld 4. Vorming van water
Als waterstofgas en zuurstof in een vat worden gemengd reageren deze met elkaar waaruit water als product wordt gevormd. Dit geeft dan de (niet volledige) vergelijking. \[n\ \mathrm{H_2}\left(g\right)+m\ \mathrm{O_2}\left(g\right)\rightarrow x\ \mathrm{H_2O}\left(l\right)\] De index van alle stoffen zijn 2 en deze kunnen niet worden aangepast. Daarom moeten de stoichiometrische coëfficiënten \(n\),\(m\) en \(x\) worden aangepast om het aantal deeltjes voor en achter de pijl kloppend te maken. Een zuurstofmolecuul bestaat uit twee zuurstofatomen en een watermolecuul bevat één zuurstofatoom. Om het aantal zuurstofatomen voor en achter de pijl gelijk te maken voeren we in \(m=1\) en \(x=2\). \[n\ \mathrm{H_2}\left(g\right)+1\ \mathrm{O_2}\left(g\right)\rightarrow2\ \mathrm{H_2O}\left(l\right)\] Een watermolecuul bevat 2 waterstofatomen en dus twee watermoleculen bevat dan in totaal 4 waterstofatomen. Om het aantal waterstofatomen voor de pijl gelijk te maken voeren we in \(n=2\). \[2\ \mathrm{H_2}\left(g\right)+\mathrm{O_2}\left(g\right)\rightarrow2\ \mathrm{H_2O}\left(l\right)\] Een coëfficiënt van 1 mag worden weggelaten. Het is dus wel goed opletten dat deze wanneer geen coëfficiënt voor de stof vermeld staat dat hier dan automatisch “1” wordt gelezen.
De voorwaarden voor het opstellen van vergelijkingen op een rijtje:
- De reactanten komen voor de pijl en de reactieproducten na de pijl.
- Schrijf de fase aanduiding achter de stoffen, indien van toepassing.
- Balanceer de vergelijking met de wet van massabehoud.
- - De index mag niet worden aangepast.
- - Pas alleen de stoichiometrische coëfficiënten aan.
Het opstellen en interpreteren van reactievergelijkingen behoort tot de basisvaardigheden in de scheikunde. Een aantal reacties zullen worden besproken met de bijbehorende vergelijkingen. Om al te kunnen oefenen met vergelijkingen zijn een aantal voorbeelden weergegeven van verschillende type reacties. De reacties zullen verder worden besproken in de volgende sectie. De reacties zijn opgesomd in onderstaand tabel.
| type reactie | vergelijking | opmerking |
| Onledingsreacties | \(\mathrm{AB\rightarrow 2C}\) \(\mathrm{AB\rightarrow A+B}\) |
Een stof wordt opgesplitst in meerdere kleine stoffen. |
| Syntheses | \(\mathrm{A+B\rightarrow AB}\) \(\mathrm{2A\rightarrow C}\) |
Twee stoffen vormen een nieuwe stof. |
| Isomerisatie | \(\mathrm{A\rightarrow C}\) | Stof verandert alleen structureel. |
Voorbeeld 5. Ontleding aluminiumoxide
Aluminiumoxide (Al2O3) kan onder hoge temperaturen worden ontleed waarbij aluminium wordt gevormd en zuurstofgas. Geef de vergelijking die hoort bij reactie.
Stap 1: stel de reactievergelijking op.
Aluminiumoxide is hier de reactant en wordt voor de pijl geschreven. Uit deze reactie wordt aluminium en zuurstofgas gevormd, dus dit zijn de reactieproducten en komen achter de pijl. Gezien aluminium een metaal is zal deze een metaalrooster vormen en kan deze stof als een vaste stof worden geschreven.
\[\mathrm{Al_2O_3\rightarrow Al}\ \left(s\right)+\mathrm{O_2}\]
Stap 2: Balanceer de reactie met de juist stoichiometrische coëfficiënten.
Aluminiumoxide bevat drie zuurstofatomen en achter de pijl zijn twee zuurstofatomen. Wanneer het aantal aluminiumoxide wordt verdubbeld zijn er zes zuurstofatomen. Door het aantal zuurstofatomen achter de pijl gelijk te krijgen zijn drie zuurstofatomen nodig. Dit is te illustreren door het als een breuk te schrijven.
\[\mathrm{2\ Al_2O_3\rightarrow \ Al}\ \left(s\right)+\frac{6}{2}\ \mathrm{O_2}\]
Het aantal aluminiumatomen links van de pijl zijn gelijk aan 2×2=4. Dus de stoichiometrische coëfficiënt van aluminium achter de pijl is dan ook 4. Dit geeft dan de volledige vergelijking
\[\mathrm{2\ Al_2O_3\rightarrow 4\ Al}\ \left(s\right)+3\ \mathrm{O_2}\]
Voorbeeld 6. Synthese methanol
Methanol kan worden gesynthetiseerd door koolstofmonoxide en waterstofgas te laten reageren. Schrijf een reactievergelijking van deze synthese.
Stap 1: stel de reactievergelijking op.
Methanol is de kleinste alcohol en heeft de structuur CH3OH. Gezien methanol wordt gevormd komt deze na de pijl. De reactanten zijn koolstofmonoxide (CO) en waterstofgas (H2) en komen dus voor de pijl. Dit geeft dan de reactie:
\[\mathrm{CO+H_2\rightarrow CH_3OH}\]
De toestandsfasen zijn niet aangegeven, dus in dit geval hoeft dit dan ook niet achter de stoffen te worden geschreven.
Stap 2: Balanceer de reactie met de juist stoichiometrische coëfficiënten.
De reactie wordt gebalanceerd door de atomen voor en na de pijl gelijk te maken. Het aantal zuurstofatomen en koolstofatomen zijn al gelijk. Alleen staan voor de pijl twee waterstofatomen en achter de pijl vier waterstofatomen. Voor de pijl is nog een waterstofmolecuul (H2) nodig om het aantal waterstofatomen gelijk te krijgen.
\[\mathrm{CO+H_2+H_2\rightarrow CH_3OH}\]
Meer van dezelfde stoffen in een reactie wordt aangegeven met stoichiometrische coëfficiënten en de reactie kan dan korter worden geschreven als:
\[\mathrm{CO+2H_2\rightarrow CH_3OH}\]
Nu klopt de reactie ook weer in termen van massa.
| N2+H2→NH3 |
N2+3H2→2NH3
| H2O2+H2→H2O |
H2O2+H2→2H2O
| Fe+AlCl3→ FeAl3+ Cl2 |
Fe+3 AlCl3→FeAl3+3 Cl2
| NO3+H2→NH3+O2 |
2 NO3 + 3 H2 → 2 NH3 + 3 O2
| H2O +F2→HF+O2 |
2 H2O + 2 F2→ 4 HF+ O2
| CH4 + O2 CO2 H2O |
CH4 + 3 O2 → CO2 + 2 H2O
| H2O () \(\xrightarrow{\text{∆}T}\) H2O () |
Bij het verdampen gaat een stof van vloeistof naar een gas.
H2O (l) → H2O (g)
| Na+() + Cl− () \(\xrightarrow{\text{∆}T}\) NaCl () |
Na+ (aq) + Cl− (aq) → NaCl (s)
| Na+C+O2→Na2CO3 |
4 Na+ 2 C + 3 O2 → 2 Na2CO3
| CH4+O2→CO+H2O |
2 CH4 + 3 O2 → 2 CO + 4 H2O
| Fe(s)+ O2(g)→ Fe2O3(s) |
4 Fe(s)+3 O2(g)→2Fe2O3(s)
| C4H8+ O2→ CO2+ H2O |
C4H8+6 O2→4 CO2+4 H2O
| Fe2S3+ O2→ Fe2O3+ SO2 |
2 Fe2S3+9 O2→2 Fe2O3+6 SO2
| CO2(g)+ H2O(l)→ C6H12O6(aq)+ O2(g) |
6 CO2(g)+ 6 H2O(l)→C6H12O6(aq)+ 6 O2(g)
| C3H6 + O2 → CO + H2O |
2 C3H6 + 9 O2 → 6 CO + 6 H2O
| KMnO4+ H2SO4→ Mn2O7+ H2O+ KHSO4 |
2 KMnO4+2 H2SO4→Mn2O7+H< sub>2O+2 KHSO4
| Pb(NO3)2 (aq) + NaCl (aq) → NaNO3 (aq) + PbCl2 (s) |
Pb(NO3)2 (aq) + 2 NaCl (aq) → 2 NaNO3 (aq) + PbCl2 (s)
| Cu+ HNO3→ Cu(NO3)2+ H2 O+ NO |
3 Cu+8 HNO3→3 Cu(NO3)2+ 4 H2 O+2 NO
| Geef het antwoord met één cijfer achter de komma. g |
\[\mathrm{m\left(CO\right)+2\cdot m\left(H_2\right)=m\left(CH_3 OH\right)}\] \[\mathrm{28,01\ g+2\cdot 2,02\ g=28,01\ g+4,04\ g=32,05\ g\approx 32,1\ g}\]
| C:H2= : |
\[\mathrm{C:H_2=1:2}\] Zie de stoichiometrische coëfficiënten in de reactievergelijking.
|
C ( |
Koolstof is een vaste stof (solid) en waterstofgas en methaan zijn gassen. Het antwoord is dus: vast, gas, gas
| gram |
De wet van massabehoud stelt dat de massa’s gelijk moeten zijn aan beide kanten van de pijl. Tel de massa van koolstof en waterstofgas bij elkaar op om de massa van methaan te berekenen. \[\mathrm{12,01\ g+4⋅1,008\ g=12,01\ g+4,032\ g=16,042\ g}\] \[\mathrm{m\left(CH_4\right)=16,04\ g}\]