Zouten

2. Naamgeving

De naamgeving van zouten zijn te vinden in Binas tabel 66G en sommige zouten zijn ook te vinden in tabel 66B. Voor een volledig overzicht van de naamgeving van anorganische stoffen (zoals zouten) zie Beknopte handleiding voor de nomenclatuur van de Anorganische Chemie van KNCV.

naamgeving

Gebruik bij zouten voor de positieve deeltjes de normale naam (ijzer, natrium, kalium) en het negatieve deel eindigt met -ide. Voorbeeldjes:

  • \(\mathrm{NaCl = Na^{+}+Cl^-}\) natriumchloride
  • \(\mathrm{KOH=K^{+}+OH^-}\) kaliumhydroxide
  • \(\mathrm{HI=H^{+}+I^-}\) waterstofjodide

Oxidatiestaten

In de binas staan de oxidatiestaten vermeld in het periodiek systeem. Deze zijn voor ieder element links bovenin vermeld. Gebruik romeinse cijfers voor het schrijven van de oxidatiestaat van de metaal. bij het benoemen van een zout. Let op: een halogeen (F, Cl, Br) gaat een binding aan, maar zuurstof twee, dus hier is variatie in de naam.

FeCl
ijzerchloride
FeO
ijzer(II)oxide
Cu2O
koper(I)oxide*
FeCl2
ijzer(II)chloride
Fe2O3
ijzer(III)oxide
CuO
koper(II)oxide
FeCl3
ijzer(III)chloride
Fe3O4ijzer(II, III)oxide
* Noteer alleen de (I) in een naam wanneer er verwarring kan ontstaan over de oxidatiestaat (positieve lading van het metaal). Anders kan dit gewoon worden weggelaten zoals te zien is in het voorbeeld van FeCl.

Oxiden

De namen hangen af van hoeveel zuurstofatomen er zijn gekoppeld aan het atoom. Let op, het aantal zuurstofatomen varieert en alle ionen hebben een negatieve lading.

-ide hypo -iet -aat per
Cl
chloride
ClO
hypochloriet
ClO2
chloriet
ClO3
chloraat
ClO4
perchloraat
Br
bromide
BrO
hypobromiet
BrO2
bromiet
BrO3
bromaat
BrO4
perbromaat
I
jodide
IO
hypojodiet
IO2
jodiet
IO3
jodaat
IO4
perjodaat
S2−
Sulfide
SO32−
sulfiet
SO42−
sulfaat
SO52−
S2O82−
persulfaat
N3−
nitride
NO2
nitriet
NO3
nitraat
C4−
carbide
CO22−
carboniet
CO32−
carbonaat
  MnO(OH)
Manganiet
(uitzondering)
MnO42−
manganaat
MnO4
permanganaat
Uitzondering
  • HCO3 (waterstofcarbonaat heet ook wel bicarbonaat, komt soms wel voor)
  • HSO4 (waterstofsulfaat heet ook wel bisulfaat, komt bijna nooit voor)

Voorbeeld 2. Polyatomische ionen: stikstof

Geef de naam van de stoffen:

  1. Ca3N2
  2. KNO3
  3. NaN3
Uitwerking
  1. Calciumnitride of tricalciumdinitride; calcium heeft een oxidatiegetal +2. Stikstof kan meerder ladingen hebben. De positieve lading van alle drie calciumionen bij elkaar opgeteld is +6. Hieruit volgt dat het oxidatiegetal van stikstof (eigenlijk nitride-ionen) gelijk is aan \(-6⁄2=-3\). Of weergegeven in een vergelijking: \[\rm{Ca_{3}N_{2}=3\ Ca^{2+}+2\ N^{3-}}\]
  2. Kaliumnitraat; de ladingen zijn altijd gelijk in zowel kalium als het nitraat-ion (NO3). We weten dat het een nitraat-ion is door de drie zuurstofatomen achter stikstof. \[\rm{KNO_{3}=K^{+}+NO_{3}^-}\]
  3. Natriumazide; Natrium heeft namelijk alleen maar een oxidatiegetal +1. Hieruit kan worden opgemaakt dat de lading van N3 dan −1 is en er sprake is van een azide-ion N3. \[\rm{NaN_{3}=Na^{+}+N_{3}^-}\]

Test je kennis


Geef de systematische naam van onderstaande stoffen.

A
\(\rm{CaCO_3}\)

\(\rm{NaF}\)

\(\rm{CuO}\)

\(\rm{K_{2}S}\)

\(\rm{Mg_{3}P_{2}}\)

C
\(\rm{K_{2}SO_4}\)

\(\rm{Al(OH)_3}\)

\(\rm{NH_4(ClO_4)}\)