Zuren en Basen
1. Inleiding
Iedereen die zure snoepjes heeft gegeten of frisdrank heeft gedronken heeft wel eens ervaren hoe onze smaakpapillen reageren op iets dat zuur is. De zeep die we gebruiken om onze handen te wassen zijn basen, maar wat houdt dat eigenlijk allemaal in? Om dit te begrijpen zal in de eerste secties het evenwicht van water worden behandeld. Vervolgens zal worden gekeken wat er gebeurt wanneer een zuur of een base wordt toegevoegd aan een waterige oplossing waarin het begrip pH (zuurtegraad) zal worden toegelicht.
1.1. Evenwicht van water
De bijzondere eigenschappen van water is dat het zouten ioniseert in oplossing. Maar niet alleen zouten worden geïoniseerd, watermoleculen ioniseren elkaar ook volgens onderstaande vergelijking.

Dit proces is in evenwicht. Zoals aan de linkerkant van de vergelijking is te zien zijn er evenveel hydroxonium ionen \( \mathrm{(H_{3}O^{+})} \) als hydroxyl ionen \( \mathrm{(OH^{-})} \). In termen van concentraties (weergeven in vierkante haakjes) kan deze vergelijking als volgt worden geformuleerd: \[ \mathrm{2 [H_{2}O]⇌[H_{3}O^{+}]+[OH^{-} ]} \] Dit evenwicht kan worden omschreven met de evenwichtsvoorwaarde: \[ \mathrm{K_w =\frac{[OH^− ][H_3 O^+ ]}{[H_2 O]^2}} \] Gezien water ons oplosmiddel is kunnen we [H2O] gelijk stellen aan 1. Dit betekent dat de evenwichtsvoorwaarde kan worden herschreven als: \[ \mathrm{K_w=\frac{[OH^− ][H_3 O^+ ]}{1^2} =[OH^− ][H_3 O^+ ]} \] Oftewel, de evenwichtsvoorwaarde is gelijk aan de product van het aantal \( \mathrm{(H_{3}O^{+})} \) ionen en \( \mathrm{(OH^{-})} \) ionen. Gezien de concentraties gelijk zijn \[ \mathrm{[H_3 O^+ ]=[OH^− ]=1⋅10^{−7} mol \cdot L^{−1}} \] \[ \mathrm{K_w =(1⋅10^{−7} )^2=1⋅10^{−14}} \] In andere woorden, de concentraties van beide ionen in een zuivere oplossing zijn \( \mathrm{10^{-7} mol \cdot L^{-1}}\). Als we er even vanuit gaan dat de temperatuur constant blijft en er geen stoffen worden toegevoegd, dan blijft de evenwichtsvoorwaarde \( \mathrm{K_w} \) constant, dus deze verandert niet. Daarom kunnen we deze formule gebruiken om de concentratie \( \mathrm{(H_{3}O^{+})} \) of \( \mathrm{(OH^{-})} \) te berekenen. \[ \mathrm{1⋅10^{−14}=[OH^− ][H_3 O^+ ]}\] \[ \mathrm{[H_3 O^+ ]=\frac{(1⋅10^{−14})}{[OH^− ]} ,[OH^− ]=\frac{(1⋅10^{−14})}{[H_3 O^+ ]}} \]
Wat gebeurt er wanneer we een zuur of base toevoegen? Laten we ons zuur even \( Z \) noemen en onze base \( B \). De reacties die plaats kunnen dan als volgt worden weergeven

Test je kennis
Omdat bij deze concentratie dan een gelijke hoeveel protonen worden afgestaan door hydroxonium ionen als er wordt opgenomen door hydroxyl-ionen.
Het evenwicht van water is de product van het aantal hydroxonium (protonen) en hydroxylionen in een oplossing.
Het aantal hydroxonium ionen neemt af en het aantal hydroxyl ionen neemt juist toe totdat zich dit evenwicht weer opnieuw heeft ingesteld. Het evenwicht blijft dus gelijk.
We lossen de vergelijking op: \[ \mathrm{1⋅10^{−14}=[OH^{−}][H_{3}O^{+}]}\] Met \( \mathrm{[OH^{−}] = 1 ⋅ 10^{-5} \mathrm{mol ⋅ L^{-1}} } \): \[ \mathrm{1⋅10^{−14}=1 ⋅ 10^{-5} \mathrm{mol⋅L^{-1}}⋅[H_{3}O^{+}]}\] Dan lossen we op: \[ \mathrm{ [H_{3}O^{+}] = \frac{1⋅10^{−14}}{1⋅10^{-5} mol⋅L^{-1} }\] \[ \mathrm{ [H_{3}O^{+}] = 1⋅10^{−9} mol⋅L^{−1} }\]
Bereken de concentratie van hydroxoniumionen in de oplossing. Ga er hierbij vanuit dat er geen verschuiving in het evenwicht plaatsvindt. Noteer het antwoord in mol per liter met de wetenschappelijke notatie: x*10^n
2. Zure en Basische Oplossingen
In de vorige sectie werd het evenwicht van water behandeld. Daarnaast is het ook vermeld wat er gebeurt wanneer een zuur of een base wordt toegevoegd aan een oplossing. Wanneer een zuur aan een oplossing wordt toegevoegd neemt het aantal protonen \( \mathrm{H^+} \) toe in de oplossing. Eigenlijk komen \( \mathrm{H^+} \) ionen niet voor in een oplossing, maar komen deze eigenlijk voor als oxonium-ionen \( \mathrm{H_{3}O^{+}} \). Wanneer een oplossing meer protonen bevat dan hydroxyl-ionen \( \mathrm{OH^-} \), dan is de oplossing zuur. En andersom is het net zo, wanneer de oplossing meer hydroxyl-ionen ionen bevat, dan is de oplossing basisch. Een overzicht van de zuren en basen zijn weergegeven in Binas tabel 49.
Wanneer een zuur een proton afstaat wordt een geconjugeerde base gevormd. Laten we ons zuur weer \( \mathrm{Z} \) noemen, ZH is dan ons zuur met proton en \( \mathrm{Z^-} \) is dan de geconjugeerde base. \[ \mathrm{ \underbrace{ZH}_{\text{zuur}} \rightarrow \underbrace{Z^-}_{\text{geconjugeerde base}}+\underbrace{H^+}_{\text{proton}} }\] Voor een basen kan hetzelfde worden gesteld. De base dat een proton heeft opgenomen heet dan het geconjugeerde zuur. \[\mathrm{ \underbrace{Z^-}_{\text{base}}+\underbrace{H_{2}O}_{\text{proton}}\rightarrow \underbrace{ZH}_{\text{geconjugeerd zuur}}+\underbrace{OH^-}_{\text{hydroxyl-ion}} }\]
2.1. Sterk zuur vs Zwak zuur
Sterke zuren ioniseren volledig in een oplossing. Dit betekent dat sterke zuren met een aflopende reactie worden weergeven, dus met een enkele pijl. Voor sterke zuren, met toestandsaanduiding \(x\), geldt dan: \[ \mathrm{ZH\left(x\right)+H_2O\left(l\right)\rightarrow Z^-\left(aq\right)+H_3O^+\left(aq\right),\ \ x=s\ of\ l} \] Bij zwakke zuren worden protonen afgestaan, maar ook opgenomen. Er ontstaat een evenwichtsreactie waarin een het zuur protonen afstaat. Doordat zwakke zuren een evenwichtsreactie aangaan kunnen deze wel direct met de aq toestandsaanduiding worden weergeven \[ \mathrm{ZH(aq)+H_2O\left(l\right)⇌ Z^-\left(aq\right)+H_3O^+\left(aq\right)} \]
Ter illustratie zijn hieronder een paar voorbeelden weergeven van een vergelijking van een zuur. Sterk zuur (waterstofchloride): \[ \mathrm{HCl(s)+H_2 O(l)→Cl^- (aq)+H_3 O^+ (aq)} \] Zwak zuur (azijnzuur): \[ \mathrm{CH_3 COOH(aq)+H_2 O(l)⇌CH_3 COO^- (aq)+H_3 O^+ (aq)} \] Hoe weet je of je te maken hebt met een sterk zuur of een zwak zuur? Als je kijkt naar Binas tabel 49 dan staan alle sterke zuren boven \( \mathrm{H_{3}O^{+}} \) en alle zwakke zuren staan eronder. Bij de basen is het net andersom: de sterke basen staan onder \( \mathrm{OH^−} \) in het rechter kolom.
Test je kennis
\( \mathrm{HNO_3+H_2O\rightarrow NO_3^-+H_3O^+} \)
\[ \mathrm{HBr}\left(\mathrm{l}\right)\mathrm{+}\mathrm{H}_\mathrm{2}\mathrm{O}l→H_{3}O^{+}\left(\mathrm{aq}\right)+Br^{-}\left(\mathrm{aq}\right) \]
3. pH berekenen
De zuurtegraad (pH) van een oplossing kan worden berekend door naar de activiteit (lees: concentratie) van oxonium ionen te kijken. Gezien een sterk zuur volledig ioniseert, is de concentratie van het zuur gelijk aan de concentratie hydroxonium-ionen \( \mathrm{H_{3}O^+}\) , dus de pH kan dan direct vanuit de concentratie worden berekend. \[ \mathrm{pH=−\log{\left[H_{3}O^+\right]}} \] Voor een base gelden dezelfde regels. De pOH wordt berekend door de negatieve logaritme te nemen van de concentratie hydroxyl-ionen ( \(\mathrm{OH^−}\) ) in een oplossing. \[ \mathrm{pOH=−\log{\left[OH^{−}\right]}} \] De pH en pOH kunnen ook worden berekend vanuit de evenwichtsvoorwaarde van water. Zo geldt dat, \[ \mathrm{pH=14-pOH} \] \[ \mathrm{pOH=14-pH} \]
Voorbeeld 1 - Oplossing salpeterzuur
We hebben een oplossing van 0,2 mol salpeterzuur in 500 mL water. Bereken de pH.
Stap 1. Kijk in je Binas tabel 49.
Een sterk zuur is weergeven boven de H3O+ ionen. Salpeterzuur is een sterk zuur en heeft de vergelijking
\[ \mathrm{HNO_3\left(l\right)+H_2O\left(l\right)\rightarrow H_3O^+\left(aq\right)+NO_{3}^−\left(aq\right)} \]
Stap 2. Bereken de concentratie salpeterzuur.
We rekenen van het aantal mol, naar molaire concentratie:
\[ \mathrm{\left[HNO_3\right]=\frac{0,2\ mol}{0,5\ L}=0,4\ mol\ L^{-1}=0,4\ M} \]
Stap 3: Bereken de concentratie protonen in oplossing.
We hebben te maken met een sterk zuur. Daarnaast staat salpeterzuur één \(\mathrm{H^+}\) ion (proton) af. In andere woorden:
\[ \mathrm{\left[HNO_3\right]=[H_3O^+]} \]
Stap 4: Bereken de pH
Met de concentratie protonen kunnen we pH berekenen.
\[ \mathrm{pH=-\log{\left(0,4\ mol\right)}} \]
\[ \mathrm{pH=0,39794} \]
Tot slot noteren we de pH met het juiste aantal decimalen. Het aantal decimalen is gelijk aan het aantal significante cijfers van de molaire concentratie. Met een molaire concentratie van 0,4 (één significantie cijfer), noteren we ons antwoord met één decimaal getal.
\[ \mathrm{pH}=0,4 \]
Voorbeeld 2 - Hydride-ion als base
Aan een waterige oplossing van 500 mL wordt 12,0 gram natriumhydride (NaH) toegevoegd. Bereken de pOH van de oplossing.
Als je kijkt naar de formule zou je denken dat het wel eens een zuur zou kunnen zijn, maar natriumhydride is een sterke base. Natriumhydride ioniseert in een oplossing, zoals te zien is bij alle alkalizouten (zouten met een alkalimetaal).
\[\mathrm{NaH\ \left(g\right)+H_{2}O\ \left(l\right)\rightarrow Na^+\left(aq\right)+H_{2}\left(g\right)+OH^{-}\left(aq\right)}\]
In de vergelijking is te zien dat per natriumhydride een hydroxyl-ion vrijkomt. Dus de concentratie natriumhydride is gelijk aan de concentratie hydroxylionen.
Stap 1: Bereken de concentratie hydroxyl-ionen in oplossing.
We berekenen eerst het molair gewicht van natriumhydride en deze gebruiken we om het chemisch aantal in mol te berekenen.
\[\mathrm{M_w\left(NaH\right)=22,99\ g\ mol^{-1}+1,008\ g\ mol^{-1}=23,998\ g\ mol^{-1}}\]
\[\mathrm{n\left(NaH\right)=\frac{12,0\ g}{23,998\ g\ mol^{-1}}=0,500\ mol}\]
Om de molaire concentratie te berekenen delen we door het volume van de oplossing.
\[\mathrm{c\left(NaH\right)=\frac{0,500\ mol}{0,500\ L}=1,00\ M}\]
Omdat natriumhydride volledig ioniseert in oplossing is de concentratie gelijk aan de concentratie hydride-ionen (H−) en per hydride-ion wordt een hydroxide-ion gevormd.
\[\mathrm{c\left(NaH\right)=\left[OH^{-}\right]=1,00\ M}\]
Opmerking: beide notaties zijn een weergave van de concentratie. Het verschil is dat de c(x) de theoretische concentratie aanduidt van een stof en de vierkante haakjes de werkelijke concentratie van een stof. Omdat NaH volledig ioniseert is de werkelijke concentratie vrijwel nul.
Stap 2: Bereken de pOH
Met de concentratie hydroxyl-ionen bekend kan de pOH worden berekend met de negatieve logaritme.
\[\mathrm{pOH=-\log{\left[OH^{-}\right]} }\]
\[\mathrm{pOH=-\log{\left(1,00\right)}=0,000}\]
De logaritme van 1 geeft altijd 0. Met drie significante cijfers wordt de pOH weergeven met drie decimale getallen.
3.1. Zwakke zuren
Gezien bij een zwak zuur een evenwichtsreactie ontstaat moeten er nog eerst een paar tussenberekeningen worden gedaan. We noemen ons zuur weer \(\text{Z}\). We hebben eerder geconstateerd dat zwakke zuren een evenwichtsreactie aan gaan. \[ \mathrm{ZH\left(aq\right)+H_2O\left(l\right)\rightleftarrows Z^-\left(aq\right)+H_3O^+\left(aq\right)} \] Met deze informatie kunnen we evenwichtsvoorwaarde opstellen van een zuur \(\mathrm{K_z}\). We nemen ons oplosmiddel niet mee in de vergelijking \[ \mathrm{K_z=\frac{\left[Z^-\right]\left[H_3O^+\right]}{\left[ZH\right]}}\] In bovenstaand voorbeeld gaan we ervan uit dat het zuur één proton afstaat. Dit betekent dan ook dat de concentratie van het zuur gelijk is aan dat van alle \(\mathrm{H_{3}O^+}\) ionen. In andere woorden, \[ \mathrm{\left[Z^-\right]=\left[{H_3O}^+\right]=x} \] De zuren die niet geïoniseerd zijn blijven nog over. Dus laten we de volledige concentratie van ons zuur \( \mathrm{{ZH}_{tot}}\) noemen. De concentratie van ZH is dan \[ \mathrm{\left[ZH\right]=\left[ZH_{tot}\right]-x} \] In figuur 1 is dit voorbeeld vereenvoudigd weergeven. Let op \(\mathrm{H^{+}}\) is het proton dat wordt afgestaan en is gelijk aan de \(\mathrm{H_{3}O^+}\) in de oplossing.

Figuur 1: Na het toevoegen dissocieert slechts een deel. Het aantal H3O+ (in het figuur H+) zijn gelijk aan het aantal Z− ionen. Wanneer we het aantal H3O+ of Z− bij het aantal ZH optellen, krijgen we weer onze totale hoeveelheid ZH waarmee we zijn begonnen.
Nu kunnen we de evenwichtsvoorwaarde opnieuw opstellen \[\mathrm{K_z=\frac{x⋅x}{\left[ZH_{tot}\right]-x}=\frac{x^2}{\left[ZH_{tot}\right]-x}}\] Om de pH te bereken kunnen we twee kanten op. Dit hangt af van hoe groot de evenwichtsvoorwaarde \( (\mathrm{K_z})\) is. Bij een hele kleine \(\mathrm{K_z}\) loopt de reactie sterk naar naar links en is de concentratie van \(\mathrm{x}\) verwaarloosbaar. Wanneer de reactie meer naar rechts verloopt, dan is dit niet het geval.
In onderstaande tabel zie je de uitwerkingen bij deze verschillende \(\mathrm{K_z}\) waarden.
\(\mathrm{K_z}\) is erg klein | \(\mathrm{K_z}\) is niet klein |
\[\mathrm{\left[ZH_{tot}\right]-x=\left[ZH_{tot}\right]}\] \[\mathrm{K_z=\frac{x^2}{\left[ZH_{tot}\right]}}\] \[\mathrm{x=\sqrt{\left[ZH_{tot}\right]K_z}}\] \[\mathrm{pH=-\log{\left(x\right)}}\] | \[\mathrm{K_z=\frac{x^2}{\left[ZH_{tot}\right]-x}}\] \[\mathrm{x^2+K_zx-K_z\left[ZH_{tot}\right]=0}\] \[\mathrm{x=\frac{-K_z\pm\sqrt{K_z^2+4K_z\left[ZH_{tot}\right]}}{2}}\] Gezien we geen negatieve concentaties kunnen hebben, kiezen we altijd de uitkomst met een positieve x waarde. \[\mathrm{pH=-\log{\left(x\right)}}\] |
Voorbeeld 3 - pH van 1 M azijnzuur
Bereken de pH van 1 mol/L azijnzuur. We beginnen met het opstellen van de evenwichtsreactie. \[ \mathrm{CH_{3}COOH\rightleftarrows CH_{3}COO^{−}+H^+}\] Met een evenwichtsvoorwaarde van protonen in oplossing: \[ \mathrm{K_z=\frac{x^2}{1-x}}\] In de Binas vinden we een Kz van 1,8⋅10−5 voor CH3COOH. \[ \mathrm{x^2+K_{z}x-K_z=x^2+1,8⋅{10}^{−5}x-1,8⋅{10}^{−5}=0}\] \[ \mathrm{\frac{−1,8⋅{10}^{-5}\pm\sqrt{\left(1,8⋅{10}^{-5}\right)^2+4\cdot1,8⋅{10}^{-5}}}{2}}\] \[\mathrm{=\left(−0,009\pm42,3\right)⋅{10}^{-3}=4,2⋅{10}^{−3}\ of-4,2⋅{10}^{−3}}\] Gezien concentraties niet negatief kunnen zijn het aantal \(\mathrm{H_{3}O^{+}}\) ionen in de oplossing \(\mathrm{4,3⋅10^{−3} mol L^{−1}}\). Met de concentratie \(\mathrm{H_{3}O^{+}}\) kunnen we de pH berekenen: \[\mathrm{pH=-\log{\left[H_3O^+\right]}=−\log{\left(4,2⋅{10}^{−3}\right)} }\] \[\mathrm{pH=2,37}\]
Voorbeeld 4 - pOH van 1 M acetaat
Laten we de pOH berekenen van 1 M van acetaat, de geconjugeerde base van azijnzuur. We berekenen de \(\mathrm{OH^−}\) concentraties in de oplossing: \[\mathrm{k_b=\frac{x^2}{1−x}}\] In de Binas staat een Kb van \(5,5⋅10^{−10}\). \[\mathrm{x^2+5,5⋅{10}^{−10}x-5,5⋅{10}^{−10}=0}\] \[\mathrm{\frac{-5,5⋅{10}^{−10}\pm\sqrt{\left(5,5⋅{10}^{-10}\right)^2+4⋅5,5⋅10^{-10}}}{2}=\left(0,0000275\pm2,35\right)⋅{10}^{−5}}\] \[\mathrm{=\pm2,4⋅10^{−5}}\] We hebben een concentratie \(\mathrm{OH^−}\) ionen van \(2,4⋅10^{−5} \mathrm{mol⋅L^{−1}}\). Deze waarde gebruiken we om de \(\mathrm{pOH}\) te berekenen. \[\mathrm{pOH=-\log{\left[OH^-\right]}=-\log{\left(2,4⋅10^{-5}\right)}}\] \[\mathrm{pOH=4,62}\]
Test je kennis
Salpeterzuur is een sterk zuur. \[\mathrm{pH=-\log{\left[H^+\right]}=-\log{\left(3,0\right)}}\] \[\mathrm{pH}=-0,48\]
De concentratie protonen wordt berekend met de formule \( \mathrm{\left[H^+\right]={10}^{-pH}}\). Dus met een pH van 4,0 is de concentratie \[\mathrm{\left[H^+\right]={10}^{-4,0}=0,0001\ mol\ L^{-1}}\] Eigenlijk kun je het antwoord ook gewoon geven als \( \mathrm{\left[H^+\right]=1\cdot{10}^{-4}\ mol\ L^{-1}} \]. De decimalen van de pH is gelijk aan het aantal significante cijfers.
Geef de pH met twee decimalen.