Getallen
1. Inleiding
In deze sectie ligt de focus op rekenen met getallen. Dit is vooral gericht op de basiselementen die tijdens het rekenen worden behandeld. Voor velen zal dit vooral herhaling zijn. Echter, is dit geen sectie dat makkelijk kan worden verwaarloosd. De rekenregels zullen namelijk in elke sectie terug blijven komen. Hoewel dit niet beslist een handboek voor basisschool leerlingen is, zal wel de basisstof worden behandeld. In latere secties zal meer aandacht worden geschonken aan complexere rekenproblemen.
1.1. Samenvoegingen en Verschillen
Wanneer aantallen worden samengevoegd wordt dit aangeduid met een plus teken (+). Ter illustratie: wanneer twee mensen zich in een kamer bevinden en op een later moment komen hier vier mensen bij dan zijn het aantal mensen \( 2+4=6 \). In tegenstelling tot samenvoegingen wordt het verschil tussen twee aantallen weergegeven met een min teken (−). Als we hetzelfde voorbeeld gebruiken, maar we hebben daarnaast nog een kamer met zeven personen. Dan verschillen het aantal personen in de kamer met \( 7-6 =1 \) persoon. Naast een verschil kan ook afname worden weergegeven met het min teken. Want als we de kamer van zeven personen nemen, en drie mensen verlaten de kamer, dan zijn er nog \( 7-3=4 \) mensen in de kamer over.
1.2. Vermenigvuldigingen en Delen
Bij een vermenigvuldiging wordt het aantal maal (keer) weergegeven dat een bepaald grond met zichzelf wordt opgeteld. In andere woorden, het geeft aan hoe vaak dat getal met zichzelf wordt opgeteld. Een vermenigvuldiging wordt aangegeven met het symbool (×) of met een stip (⋅). Als voorbeeld de som twee keer vier:
\( 2 \times 4 = 2 + 2 + 2 + 2=8 \) of \( 4 + 4 = 8\)
Ter illustratie, wanneer iemand vier keer een glas laat vallen. Dan heeft deze persoon \( 4 \times 1 = 1+1+1+1 = 4\) glazen laten vallen laten vallen. Als er in totaal 20 glazen zijn, dan heeft deze persoon vier van de twintig glazen laten vallen. Hoe vaak moet vier worden vermenigvuldigd om 20 te krijgen?
\( 4+4+4+4+4=20 \), we tellen vijf keer vier, zoals je het zegt, zo schrijf je het ook \(5 \times 4 = 20 \).
Het tegengestelde van een vermenigvuldiging is een deling, wat laat zien hoe een bepaalde waarde verdeeld is over het geheel. Zo kan de vorige som bijvoorbeeld worden herschreven als:
\( 5 \times 4 = 20 \rightarrow 20:4=5 \) en \( 20:5=4 \)
Klik hier voor een rekenquiz om je vaardigheden te toetsen.
1.3. Machten en Wortels
Bij een machtsverheffing wordt in het exponent weergeven hoe vaak het grondgetal met zichzelf wordt vermenigvuldigd. \[ grondgetal^{exponent} \] Dit wordt dan uitgesproken als “grondgetal tot de macht exponent”. Ter illustratie, we nemen de macht drie tot de macht twee ( \(3^2\) ), dan is 3 het grondgetal 2 het exponent. Oftewel, het grondgetal wordt tweemaal met zichzelf vermenigvuldigd, dus \(3^2 = 3 \times 3 = 9\). Deze formule staat, samen met aanvullende voorbeelden, in onderstaand tabel weergeven.
\(3^{2} = 3 \cdot 3 = 9\) |
\(2^{3} = 2 \cdot 2 \cdot 2 = 8\) |
\(4^{1} = 4\) |
\(10^5 = 10 \cdot 10 \cdot 10 \cdot 10 \cdot 10 = 100.000\) |
Voorbeeld 1. Het decimale stelsel
Laten we het principe van machten illustreren met het decimale stelsel. Het decimale stelsel verdeeld alls in machten van 10. Zie onderstaande tabel voor een voorbeeld hoe het decimale stelsel in elkaar steekt.
\( \frac{10}{10^4}=0,001 \) | \( \frac{10}{10^4}=0,001 \) | \( \frac{10}{10^3}=0,01 \) | \( \frac{10}{10^2}=0,1 \) |
\( \frac{10}{10^1}=1 \) | \( \frac{10}{10^0}=10^1=10 \) | \( 10^2 = 10 \times 10 = 100 \) | \( 10^3 =10 \times 10 \cdot 10 = 1000 \) |
Dus per machtsverheffing van 10, komen er nulletjes bij of wordt het maal kleiner dan 1. Het voorbeeld illustreert de rekenregel voor machten: \[10^{-n}=\frac{1}{10^n}\] Het voorbeeld illustreert de rekenregel voor machten: \[x^{-n}=\frac{1}{x^n}\]
Dit is ook de reden waarom deze notatie ook in de wetenschap wordt gebruikt. Deze wetenschappelijke notatie maakt het makkelijker om hele grote getallen uit te drukken. Zo is \( 1 000 000 000 \) makkelijker uit te drukken als \( 10^9 \), want een miljard heeft negen nulletjes. Of \( 0,000000001 \) is makkelijker te schrijven als \( 10^{-9} \).
Een tegengestelde bewerking van machten zijn wortels. Deze worden meestal weergegeven met het symbool \( \sqrt{x} \) waarin \( x \) een getal is. Zoals eerder werd geïllustreerd met de machten van 10, kan worden gesteld dat:
Macht | \( 10 \cdot 10 = 10^2 = 100 \) |
Wortel | \( \sqrt{100} = 10^{2}:10 = 10 \), want \( 10 \times 10 = 100 \) |
Nu is het alleen niet zo dat het altijd duidelijk wat de wortel van een bepaald getal is, daarvoor zou je namelijk eerst moeten weten welke twee gelijke getallen met elkaar moeten worden vermenigvuldigd om het getal van de wortel te krijgen. Stel, er zou worden gevraagd om de wortel van 169 te berekenen, dan is het niet meteen duidelijk dat dit 13 is, want \( 13 \times 13 = 169 \) . Daarom is het ook een kwestie van goed oefenen om inzicht op te bouwen en zo het rekenen met wortels onder de knie te krijgen. Mocht het nog niet helemaal duidelijk zijn wat wortels precies inhouden, kijk nog eens naar onderstaande tabel waar verschillende machten van twee worden weergegeven met de wortels in de rechterkolom.
Macht | wortel |
---|---|
\( 2^2 = 4 \) | \( \sqrt{4} = 2 \) |
\( 3^2 = 9 \) | \( \sqrt{9} = 3 \) |
\( 4^2 = 16 \) | \( \sqrt{16} = 4 \) |
\( 5^2 = 25 \) | \( \sqrt{25} = 5 \) |
Klik hier voor een rekenquiz om je kennis en vaardigheden in wortels en machten te toetsen.
Test je kennis
2. Breuken
Een alternatieve weergave van deelsommen zijn breuken. Breuken zijn verdeeld in twee delen; de teller en de noemer. De teller is het getal boven de deelstreep en de noemer is de waarde onder de deelstreep. \[ \mathrm{\frac{teller}{noemer}} \] De deelsom 6:2 kan bijvoorbeeld worden geschreven als een breuk. \[ 6:2=\frac{6}{2}=3 \] Met 6 als de teller en 2 als de noemer.
2.1. Vereenvoudigen van breuken
Omdat breuken een alternatieve weergave zijn betekent dit ook dat dit een tegengestelde bewerking is van een vermenigvuldiging. Wanneer twee dezelfde waarden in de teller en noemer staan mogen dezen tegen elkaar worden weggestreept. Op deze manier kunnen breuken worden vereenvoudigd. Zo geldt bijvoorbeeld dat \[ 2\times3:2=3 \] Als een getal door zichzelf wordt gedeeld, valt deze weg. Ditzelfde principe geldt ook voor breuken, zo kunnen we bijvoorbeeld ook schrijven \[ \frac{2\times3}{2}=3 \] Voor grotere getallen kan het vereenvoudigen worden gedaan door gemeenschappelijke delers te zoeken in de teller en noemer. Zo kan de breuk 4/8 (lees: vier achtste) ook worden geschreven als 1/2 (lees: één tweede) \[ \frac{4}{8}=\frac{2\times2\times1}{2\times2\times2}=\frac{1}{2}=0,5 \] Als je beide breuken in de rekenmachine zou invoeren zou je ook twee keer hetzelfde antwoord krijgen.
Voorbeeld 1: breuken vereenvoudigen
Vereenvoudig de breuken
- \( \frac{6}{18} \)
- \( \frac{64}{160} \)
- \( \frac{13}{30} \)
1. Beide getallen zijn deelbaar door zes. De breuk kan dus worden vereenvoudigd. \[ \frac{6}{18}=\frac{6}{6\times3}=\frac{1}{3} \]
2. Deel de getallen zo ver mogelijk op en streep gelijke waarden weg in de teller en noemer. \[ \frac{64}{160}=\frac{8\times8}{8\times20}=\frac{8}{20} \] \[ \frac{8}{20}=\frac{2\times4}{5\times4}=\frac{2}{5} \]
3. Het getal in de teller (13) is een priemgetal en 30 is niet deelbaar door 13. Deze breuk kan dus niet ver worden vereenvoudigd.
Getallen dat als een breuk kan worden geschreven van gehele getallen heten ook wel de rationale getallen. Breuken bestaan uitsluitend uit gehele getallen, want breuken zijn eigenlijk een andere weergave van decimale getallen. Zo kan worden gesteld dat “Alle breuken kunnen worden geschreven als decimaal getal, maar niet alle decimale getallen kunnen worden geschreven als een breuk.” Maar voordat we voorbeelden doornemen van breuken en decimale getallen is het goed om eerst om de rekenregels van breuken door te nemen.
2.2. Optellen van breuken
Wanneer twee breuken bij elkaar worden opgeteld moet eerst de noemer gelijk worden gemaakt. Dit kan door de noemers eerst met elkaar te vermenigvuldigen en daarna de tellers van de breuk te vermenigvuldigen met de noemer van de andere breuk.
Voorbeeld 2: Optellen van breuken
Bereken de som
\[ 2+\frac{1}{4} \]
Schrijf het gehele getal eerst als een breuk
\[ \frac{2}{1}+\frac{1}{4} \]
We kunnen de breuken gelijk maken door de breuk van twee te herschrijven
\[ \frac{2}{1}=\frac{2\times4}{1\times4}=\frac{8}{4} \]
We vervangen deze waarde in de som en berekenen de som:
\[ \frac{8}{4}+\frac{1}{4}=\frac{8+1}{4}=\frac{9}{4} \]
2.3. Vermenigvuldigen van breuken
Bij het vermenigvuldigen van een breuk wordt de tellers en de noemers van beide breuken vermenigvuldigd. \frac{a}{b}\times\frac{x}{y}=\frac{a\times x}{b\times y} Een geheel getal vermenigvuldigd met een breuk is gelijk aan het gehele getal keer de noemer.
Voorbeeld 3: Vermenigvuldiging van breuken
Bereken de sommen:
- \( 3\times\frac{5}{8} \)
- \( \frac{2}{3}\times\frac{4}{5} \)
1. \(3\times\frac{5}{8}=\frac{3}{1}\times\frac{5}{8}=\frac{3\times5}{1\times8}=\frac{15}{8}\)
2. \(\frac{2}{3}\times\frac{4}{5}=\frac{2\times4}{3\times5}=\frac{8}{15}\)
2.4. Delen van breuken
Wanneer twee breuken door elkaar worden gedeeld, dan is dit gelijk aan een vermenigvuldiging van de breuk met de omgekeerde breuk. Hierbij wordt de breuk in de noemer omgedraaid: \[ \frac{\frac{a}{b}}{\frac{x}{y}}=\frac{a}{b}/\frac{x}{y}=\frac{a}{b}\times\frac{y}{x}=\frac{a\times x}{b\times y} \]
Voorbeeld 4: Delen van breuken
Bereken de som
- \( \frac{\frac{3}{4}}{11} \)
- \( \frac{\frac{3}{7}}{\frac{11}{9}} \)
2.5. Breuken en decimale cijfers
Een breuk mag geen decimale cijfers bevatten, want in de meeste gevallen zijn decimale cijfers zelf breuken. Om een decimaal cijfer als breuk te schrijven, schrijf het eerst als een breuk van 100 en vereenvoudig deze vervolgens. Andersom kan een soortgelijke methode worden toegepast. Schrijf de breuk als een breuk van 100 en reken deze om naar een decimale cijfer. Een breuk van 100 geeft namelijk aan dat de komma twee plaatsen worden opgeschoven naar links.
Voorbeeld 5: Decimale getallen als breuk
Schrijf onderstaande decimale getallen als een breuk.
- \( 0,2 \)
- \( 0,06 \)
- \( 1,3 \)
1. Begin eerst te vermenigvuldigen tot er een geheel getal uitkomt. Dit kunnen we doen door te vermenigvuldigen met 10. \[ 0,2=\frac{0,2\times10}{10}=\frac{2}{10} \] Een gemeenschappelijke deler kan worden gevonden door de 10 in de noemer op te splitsen als een product van twee en vijf. Op deze manier kan de breuk verder worden vereenvoudigd. \[ \frac{2}{10}=\frac{2}{2\times5}=\frac{1}{5} \]
2. Dezelfde strategie wordt toegepast, alleen moet ditmaal worden vermenigvuldigd met 100 in plaats van 10. \[ 0,06=\frac{0,06\times100}{100}=\frac{6}{100} \] Door de teller en noemer op te splitsen in gemeenschappelijke delers kan de breuk verder worden vereenvoudigd. \[ \frac{6}{100}=\frac{2\times3}{2\times50}=\frac{3}{50} \]
3. In dit geval is het getal groter dan een, dus de teller wordt dan ook groter dan de noemer. Het decimale getal moet eerst worden omgezet naar een geheel getal. Dit kan worden gedaan door vermenigvuldigen met 10 en het te schrijven als een breuk van 10. \[ 1,3=\frac{1,3\times10}{10}=\frac{13}{10} \] Deze breuk is niet verder te vereenvoudigen, want 13 is een priemgetal.
Schrijf onderstaande breuken als een decimaal getal.
- \( \frac{7}{10} \)
- \( \frac{4}{5} \)
- \( \frac{1}{25} \)
1. Je kan het getal meteen delen door 10, dus de komma schuift dan één plaats naar links in plaats van twee. Of schrijf het eerst als breuk van 100 en reken deze daarna om. \[ \frac{7}{10}=\frac{70}{100}=0,7 \]
2. Schrijf eerst als een breuk van 100 en reken deze daarna om. \[ \frac{4}{5}=\frac{4\times20}{5\times20}=\frac{80}{100} \] \[ \frac{80}{100}=0,8 \]
3. Schrijf wederom eerst als een breuk van 100. \[ \frac{1}{25}=\frac{1\times4}{25\times4}=\frac{4}{100} \] Reken deze vervolgens om: \[ \frac{4}{100}=0,04 \]
Test je kennis
3. Machten
In de vorige sectie is de basis uitgelegd van basisbewerkingen van machten en wortels. In deze sectie zal dit onderwerp uitgebreider worden behandeld, zoals de relatie van machten en wortels en hoe deze te vereenvoudigen.
Voordat het verband tussen wortels en machten kan worden weerlegd is het goed om eerst weer even stil te staan bij machten in zijn geheel. Bij het rekenen van machten zijn namelijk de volgende rekenregels van toepassing. Om weer even op de termen op een rijtje te krijgen, machten bestaan uit een grondgetal \(g\) en een exponent \(x\). Het grondgetal is het getal dat wordt vermenigvuldigd en het exponent is het aantal maal. Dus in de formule: \[g^x\] Met als voorbeeld: \( 2^5 = 2 \times 2 \times 2 \times 2 \times 2 = 32 \)
3.1. Optellen en aftrekken van machten
Voor het optellen of aftrekken van machten moet volgens de rekenregels worden gewerkt. Eerst worden de machten berekend en daarna worden deze bij elkaar opgeteld.
Voorbeeld 1: Optellen van machten
Bereken de sommen:
- \( 3^2 + 2^2 \)
- \( 3^2 + 3^5 \)
- \( 5^2 + 5^2 \)
1. We tellen hier het kwadraat van drie en van twee bij elkaar op. Dit schrijven we dan uit als: \[ 3^2 × 2^2 = 3×3+2×2= 9 + 4 = 13 \] 2. We hebben drie in het kwadraat en drie tot de macht vijf. Deze schrijven we op dezelfde manier uit: \[ 3^2 + 3^5 = 3×3+3×3×3×3×3=9+243 \] 3. We hebben twee keer vijf in het kwadraat, dus we hebben twee gelijke termen. Gelijke termen kunnen worden samengenomen en dus hoeven we niet twee keer vijf in het kwadraat te berekenen. We berekenen eerst het kwadraat van vijf en vermenigvuldigen deze met twee. \[ 5^2 + 5^2 = 2×5^{2}=2×25=50 \]
3.2. Vermenigvuldigen en delen van machten
Wanneer de grondgetallen gelijk aan elkaar zijn, dan kan bij een vermenigvuldiging alleen de exponenten bij elkaar worden opgeteld. Bij het delen geldt het omgekeerde, dan wordt het verschil in exponent berekend, Maar let op: dit geldt dus niet wanneer het grondgetal verschillend is. Dit principe zal weer worden toegelicht aan de hand van een paar voorbeelden.
Voorbeeld 2: Vermenigvuldiging van machten met gelijk grondgetal
Bereken de sommen:
- \( 2^2 × 2^2 \)
- \( 3^5 : 3^3 \)
- \( 5^2 × 3^2 \)
1. We schrijven de sommen uit: \[ 2^2 × 2^2 = 2×2 × 2×2 = 16 \] Het valt op dat dit gelijk is aan \(2^4\) en hieruit valt de rekenregel af te leiden: \[2^2 \times 2^2 = 2^{2+2} = 2^4 = 16\] 2. In dit geval delen we. Dus als we weer het geheel uitschrijven: \[ 3^5 : 3^3 = 3×3×3×3×3 : (3×3×3) = 243:27=9\] Hier valt op dat dit gelijk is aan \(3^2\) en hieruit valt de rekenregel af te leiden: \[ 3^5 : 3^3 = 3^{5-3} = 3^2 \] Een andere methode om dit te bewijzen is door het als een breuk te schrijven. \[ \frac{3^5}{3^3} = \frac{3×3×3×3×3}{3×3×3} \] Wanneer gelijke getallen in de teller en in de noemer staan kunnen deze tegen elkaar worden weggestreept, en zo zien we dat: \[ \frac{3×3×3×3×3}{3×3×3} = \frac{3×3}{1} = 3×3 = 3^2 = 9 \] 3. In deze som zijn twee kwadraten. Ze hebben een ander grondgetal, maar het exponent is gelijk. Deze som kan dan worden berekend als \[ 5^2 × 3^2 =5×5×3×3= 25×9=225 \] Het valt op dat dit gelijk is aan \(15^2\) hieruit valt af te leiden dat \[ 5^2 × 3^2 = (5×3)^2 = 15^2 = 225 \] En andersom werkt dit natuurlijk ook zo. Wanneer een kwadraat moet worden berekend van een groot getal kan deze worden opgesplitst in kleinere getallen.
3.3. Machten in breuken
Breuken zijn eigenlijk verdelingen of deelsommen. Daarom gelden voor breuken ook dezelfde regels als hiervoor beschreven voor vermenigvuldigingen. Toch kan het soms tot verwarring leiden wanneer eerst een deelsom met een dubbele punt wordt weergegeven en daarna ineens als een breuk. Daarom is het goed om het hier toch even te herhalen.
In het voorbeeld 2 was te zien dat wanneer het exponent gelijk is maar de grondgetallen anders zijn dan de regel kan worden toegepast
\[ g^2×v^2=(g×v)^2 \]
Waarin \(g\) en \(v\) twee verschillende getallen zijn, of in wiskundige notatie \( g≠v\). Deze regel kan ook worden toegepast op een deelsom en dus op een breuk.
\[ \frac{g^2}{v^2}=\left(\frac{g}{v}\right)^2 \]
Voorbeeld 3: machten in breuken
Bereken onderstaande sommen:
- \( \left(\frac{2}{3}\right)^2 \)
- \( \frac{1}{2}\times\left(\frac{1}{2}\right)^2 \)
- \( \left(\frac{1}{6}\right)^2:\frac{1}{12} \)
1. We hebben het kwadraat van een breuk. Dit is het kwadraat van de teller en de noemer. De som kan dan als volgt worden opgelost \[\left(\frac{2}{3}\right)^2=\frac{2^2}{3^2}=\frac{2\times2}{3\times3}=\frac{4}{9}\]
2. Voor het vermenigvuldigen van breuken doen we de teller keer de teller en de noemer keer de noemer. Volgens de rekenregels moet alleen eerst het kwadraat worden opgelost. Maar omdat we twee dezelfde breuken zien kunnen we de breuk herschrijven. \[ \frac{1}{2}\times\left(\frac{1}{2}\right)^2=\frac{1}{2}\times\frac{1^2}{2^2}=\frac{1} {2}\times\frac{1\times1}{2\times2}=\frac{1\times1\times1}{2\times2\times2}=\frac{1}{8} \] De som kan dus ook worden geschreven als een macht van drie \[ \frac{1}{2}\times\left(\frac{1}{2}\right)^2=\frac{1\times1\times1}{2\times2\times2}=\left(\frac{1}{2}\right)^3=\frac{1}{8} \]
3. Dit keer wordt een breuk gedeeld door een breuk. Een rekenregel voor het rekenen met breuken is dat het delen door een breuk gelijk is aan het vermenigvuldigen met het omgekeerde van de breuk. \[\left(\frac{1}{6}\right)^2:\frac{1}{12}=\left(\frac{1}{6}\right)^2\times\frac{12}{1}=\left(\frac{1}{6}\right)^2\times12\] Los de macht op uit de breuk, maar bereken nog niet de uitkomst \[\left(\frac{1}{6}\right)^2=\frac{1}{6^2}=\frac{1}{6\times6}\] Samengevoegd krijgen we de vergelijking \[\left(\frac{1}{6}\right)^2:\frac{1}{12}=\left(\frac{1}{6}\right)^2\times12=\frac{1}{6\times6}\times12=\frac{12}{6\times6}\] De reden dat we de breuk nog niet hebben opgelost is omdat we de 12 kunnen opdelen in gemeenschappelijke delers. \[12=2\times6\] Als we dit invullen in de breuk, dan zien we dat we twee waarden tegen elkaar weg kunnen strepen \[\frac{12}{6\times6}=\frac{2\times6}{6\times6}=\frac{2}{6}=\frac{1}{3}\] Dit scheelt veel omrekenen wat vooral gunstig is vanaf het moment dat er geen rekenmachine mag worden gebruikt(!)
3.4. Negatieve machten
Gebroken machten of wortels zijn machten met een breuk als exponent. Om te begrijpen waarom een wortel als een gebroken macht kan worden geschreven hervatten we eerst even het decimale stelsel (zie onderstaande tabel).
\({10}^{-3}\) | \({10}^{-2}\) | \({10}^{-1}\) | \({10}^{0}\) | \({10}^{1}\) | \({10}^{2}\) | \({10}^{3}\) |
\( \frac{10}{{10}^4} \) | \( \frac{10}{{10}^3} \) | \( \frac{10}{{10}^2} \) | \( \frac{10}{{10}} \) | \( \frac{10^2}{10} \) | \( \frac{10^3}{10} \) | \( \frac{10^4}{10} \) |
\( \frac{1}{{10}^3} \) | \( \frac{1}{{10}^2} \) | \( \frac{1}{{10}} \) | \( 1 \) | \( 10 \) | \( 10^2 \) | \( 10^3 \) |
Hieruit kunnen we de algemene rekenregel voor negatieve machten afleiden, met grondgetal \(g\) en exponent \(x\): \[ g^{-x}=\frac{1}{g^x} \] Daarnaast is te zien dat een getal tot de macht 0 altijd gelijk is aan 1. In andere woorden, er is geen onderverdeling wanneer het exponent gelijk is aan 0. Wanneer het exponent negatief is geeft dit niet meer het aantal maal dat een grondgetal wordt vermenigvuldigd, maar eerder het aantal maal dat er over het grondgetal wordt verdeeld. Dit is ook wat een breuk is, een verdeling van de teller over de noemer.
Voorbeeld 4: Verdelingen van machten
Bereken onderstaande sommen.
- \( 3^{-2} \)
- \( 5^2\times5^{-1} \)
- \( 2^{-2}\times\frac{1}{2} \)
1. Een negatieve macht kan worden geschreven als een breuk met de macht in de noemer. Werk deze macht vervolgens uit \[ 3^{-2}=\frac{1}{3^2}=\frac{1}{9} \]
2. Het grondgetal is gelijk dus het is mogelijk om de som van de exponenten te berekenen. \[ 5^2\times5^{-1}=5^{\left(2-1\right)}=5^1=5 \] Een tweede methode is door de negatieve macht eerst als een breuk te schrijven en daarna gelijke getallen in de teller en noemer wegstrepen. \[ 5^2\times5^{-1}=5^2\times\frac{1}{5}=\frac{5^2}{5}=\frac{5\times5}{5}=5 \]
3. Schrijf de termen in gelijke vorm en los deze daarna op. Een negatieve macht is gelijk aan een breuk van de macht. \[ 2^{-2}\times\frac{1}{2}=\frac{1}{2^2}\times\frac{1}{2}=\frac{1}{2\times2\times2}=\frac{1}{8} \] De breuk kon ook als een negatieve macht worden geschreven. Dit geeft twee dezelfde grondgetallen en dus kan de som van de exponent worden berekend. \[ 2^{-2}\times\frac{1}{2}=2^{-2}\times2^{-1}=2^{\left(-2-1\right)}=2^{-3}=8^{-1} \]
3.5. Gebroken machten
Tot zover zijn machten behandeld waarin de exponent steeds een geheel getal was. Wanneer de exponent geen geheel getal is maar een breuk, dan wordt er gesproken over een gebroken macht. Een praktisch bewijs van gebroken machten is de rekenregel van machten met een gelijk grondgetal. Op deze manier kan namelijk ook worden bewezen dat \[ 4^\frac{1}{2}\cdot4^\frac{1}{2}=4^{\left(\frac{1}{2}+\frac{1}{2}\right)}=4^1=4 \] of, \[ 4^\frac{1}{2}\times4^\frac{1}{2}=\left(4^\frac{1}{2}\right)^2=4^{\left(\frac{1}{2}\times2\right)}=4^\frac{2}{2}=4^1=4 \] Het valt op dat het product van deze twee gebroken machten gelijk is aan het grondgetal zelf. In andere woorden, als we het herschrijven als \[ 4^\frac{1}{2}\times4^\frac{1}{2}=2\times2=4 \] en dus \[ 4^\frac{1}{2}=\frac{4}{4^\frac{1}{2}} \] en \[ 2=\frac{4}{2} \] Als we even terugblikken op sectie 1 over wortels, dan valt het op dat dit dezelfde formule is als voor de wortel. Wortels kunnen als gebroken machten worden geschreven. Ze geldt dat \[ \sqrt4=4^\frac{1}{2}=2 \]
Voorbeeld 5: Wortels als gebroken machten
Schrijf onderstaande sommen als gebroken macht
- \( \sqrt9 \)
- \( \sqrt[2]{4}\times\sqrt2 \)
- \( \sqrt[5]{3} \)
1. Een wortel kan worden geschreven als macht. We zien een vierkantswortel van negen. Gezien het niet de opdracht is om dit te berekenen, maar te schrijven als een gebroken macht kan het in een stap worden opgelost: \[ \sqrt9=9^\frac{1}{2} \]
2. We zien twee vierkantswortels. Als er geen getal is aangegeven links boven de wortel, dan kan dit worden gelezen als een twee. Dus de wortel van vier is een vierkantswortel. \[ \sqrt[2]{4}=\sqrt4 \] En de som is dan ook \[ \sqrt4\times\sqrt2=4^\frac{1}{2}\times2^\frac{1}{2} \] Omdat de exponenten gelijk zijn kan de som worden herschreven waardoor er een gebroken macht uitkomt. \[ 4^\frac{1}{2}\times2^\frac{1}{2}=\left(4\times2\right)^\frac{1}{2}=8^\frac{1}{2} \]
3. In dit geval is er een vijfdegraads wortels. Ook hier gelden dezelfde regels als voor de vierkantswortel alleen wordt het exponent nu geschreven als een breuk van vijf. \[ \sqrt[5]{3}=3^\frac{1}{5} \]
In de vorige secties zijn vermenigvuldigingen en verdelingen van een grondgetal besproken, maar wat nou als de exponent een breuk is? Wat zegt de exponent dan over de verdeling van het grondgetal? Bij een gebroken macht wordt het grondgetal zelf onderverdeeld in kleine gelijke delen. Waar bij een negatieve macht een verdeling was over de macht van het grondgetal gaat het bij gebroken machten niet over het verdelen van de machten, maar alleen het grondgetal zelf. Dit zal beter worden uitgelegd in de volgend sectie wanneer we gaan kijken naar het rekenen met wortels.
Test je kennis
4. Wortels
In de vorige sectie werd al even benoemd dat wortels eigenkijk gebroken machten zijn. In deze sectie zal nadrukkelijk worden gekeken naar rekenregels van wortels. Het kan handig zijn in sommige situaties om wortels als gebroken machten te schrijven bij vermenigvuldigingen. Echter, een breuk in de exponent kan al gauw tot verwarring leiden en kan het moeilijk leesbaar maken. Bijvoorbeeld de gebroken macht \( 2^\frac{1}{2} \) kan makkelijk worden verward met de notatie \( 2\frac{1}{2} \) wat een alternatieve notatie is van 2,5. Daarom gaat de voorkeur naar de notatie van een wortel in plaats van gebroken macht. Daarom zal in deze sectie aandacht worden besteed aan de juiste notatie van wortels en het vereenvoudigen ervan.
4.1. Wortels als gebroken machten
Een gebroken macht of een wortel geeft een gelijke verdeling aan. De wortel van een waarde is gelijk aan de vermenigvuldiging van gelijke waarden. Een alternatieve manier om hiernaar te kijken is dat deze over gelijke zijden wordt verdeeld. Dit zal worden toegelicht aan de hand van een voorbeeld.
Voorbeeld 1: Vierkantswortel
Bereken de zijden van een vierkant met een oppervlak van \( \mathrm{225\ }\mathrm{m}^\mathrm{2} \).
Een vierkant is een vierhoek met gelijke zijden. Het oppervlak wordt berekend door de lengte te vermenigvuldigen met de breedte.
\[ \mathrm{oppervlak} =l\times b \]
Als alle zijden \( (z) \) gelijk zijn, en dus de lengte gelijk is aan de breedte, dan kan worden gesteld \( z=l=b \). Het oppervlak wordt dan gegeven door
\[ \mathrm{oppervlak}=z\times z=z^2 \]
Als de wortel van beide kanten wordt genomen, kan krijgen we de formule
\[ \sqrt{\mathrm{oppervlak}}=\sqrt{z^2}=z \]
Dus voor de vierkant met oppervlakte 225 m2 geldt dan
\( \sqrt{225}=15 \), want \( 15\times15=225 \)
Hieruit kan de naam vierkantswortel ook worden verklaard. Een vierkantswortel geeft de zijden van een vierkant.
Tot zover zijn vierkantswortels besproken, maar de regel geldt voor alle gebroken functies. Zo kan elke gebroken macht worden geschreven als de wortel \[ g^\frac{t}{n}=\sqrt[n]{g^t} \] Wanneer \( n>2 \), dan heten deze wortels ook wel hogeremachtswortels.
Voorbeeld 2: Gebroken machten als wortels
Schrijf onderstaande machten als wortels
- \({10}^\frac{1}{3}\)
- \( \left(2+3\right)^\frac{1}{2} \)
- \( {13}^\frac{1}{3}\times{13}^\frac{1}{4} \)
De formule kan direct worden toegepast zonder tussenstap. \[ {10}^\frac{1}{3}=\sqrt[3]{10} \]
2. Nu kunnen de getallen binnen de haakjes eerst worden berekend, maar om te illustreren hoe wordt omgegaan met getallen binnen haakjes wordt even net gedaan alsof dit niet mogelijk is. Alle getallen binnen de haakjes dienen direct binnen de wortel te worden geschreven. \[ \left(2+3\right)^\frac{1}{2}=\sqrt[2]{2+3}=\sqrt{2+3}=\sqrt5 \] De twee linksboven de wortel hoeft niet te worden geschreven.
3. Hier zijn twee waarden met verschillende exponenten geschreven, maar met hetzelfde grondgetal dus kunnen de exponenten bij elkaar worden opgeteld. \[ {13}^\frac{1}{3}\times{13}^\frac{1}{4}={13}^{\frac{1}{3}+\frac{1}{4}}={13}^\frac{7}{12} \] De noemer van de exponent wordt linksboven de wortel geschreven en de teller wordt als exponent van het grondgetal binnen de wortel geschreven. \[ {13}^\frac{7}{12}=\sqrt[12]{{13}^7} \]
4.2. Rekenregels voor wortels
Hoewel het een methode kan zijn om wortel als gebroken machten te schrijven om zo de rekenregels te volgens is het toch goed om even afzonderlijk de rekenregels door te nemen. De rekenregels zijn gelijk aan dat van machten. Als we even uitgaan van dat a en b twee verschillende getallen zijn (ongelijk termen), dus \( \left(a\neq b\right) \).
Bij het optellen en aftrekken van ongelijke termen in de wortel kunnen deze niet als een geheel worden geschreven.
\[ \sqrt{a}\pm\sqrt{b}\neq\sqrt{a\pm b} \]
Hierbij geeft het symbool ± (plus-min) aan dat het een plus of een min kan zijn.
Wanneer een som binnen de wortel staat, moet dan ook eerst de som binnen de wortel worden berekend. Als een som namelijk binnen de wortel wordt geschreven dan worden de haakjes niet geschreven. Zo kan het bijvoorbeeld als een gebroken macht worden geschreven:
\[ \sqrt{a\pm b}=\sqrt{\left(a\pm b\right)}=\left(a\pm b\right)^2 \]
Voorbeeld 3: Optellen van wortels
Bereken de wortels indien mogelijk
- \( \sqrt2+\sqrt5 \)
- \( 2\times\sqrt5+\sqrt5 \)
- \( \sqrt{2^2+2\times6} \)
1. We hebben twee priemgetallen. Deze som staan al in de basisvorm.
2. In dit geval zijn er twee gelijke termen \( \sqrt5 \). Deze kunnen worden samengenomen. \[ 2\times\sqrt5+\sqrt5=3\times\sqrt5 \]
3. De getallen in de wortel dienen eerst te worden berekend. Daarna wordt de wortel berekend van de uitkomst. \[ \sqrt{2^2+2\times6}=\sqrt{4+12}=\sqrt{16}=4 \]
Bij vermenigvuldigingen en delingen kunnen de wortels in een wortel worden geschreven (en andersom). \[ \sqrt a\times\sqrt b=\sqrt{a\times b} \] \[ \frac{\sqrt a}{\sqrt b}=\sqrt{\frac{a}{b}} \]
Voorbeeld 4: Vermenigvuldigen en delen van wortels
Bereken onderstaande sommen
- \( 2\times\sqrt3\times3\times\sqrt2 \)
- \( \sqrt{\frac{9}{4}}\times\sqrt4 \)
- \( \sqrt{0,25} \)
1. Vermenigvuldigingen zijn commutatief, wat inhoudt dat de volgorde niet uitmaakt voor de uitkomst. De wortels worden met elkaar vermenigvuldigd en de gehele getallen worden ook met elkaar vermenigvuldigd. \[ 2\times3\times\sqrt3\times\sqrt2=6\times\sqrt{2\times3}=6\times\sqrt6 \]
2. Een wortel van een breuk kan worden geschreven als een breuk van de teller en de noemer. \[ \sqrt{\frac{9}{4}}\times\sqrt4=\frac{\sqrt9}{\sqrt4}\times\sqrt4 \] Een vermenigvuldiging van een breuk kan worden geschreven als een breuk. Het valt op dat \( \sqrt4 \) tegen elkaar wegvalt. Dan hoeft alleen maar de wortel van negen te worden berekend. \[ \frac{\sqrt9}{\sqrt4}\times\sqrt4=\frac{\sqrt9\times\sqrt4}{\sqrt4}=\sqrt9=3 \]
3. Door 0,25 te schrijven als een breuk kan de wortel vrij snel worden opgelost. \[ \sqrt{0,25}=\sqrt{\frac{1}{4}}=\frac{\sqrt1}{\sqrt4} \] \( \sqrt1=1 \) want \( 1\times1=1 \) Dus de breuk kan worden herschreven \[ \frac{\sqrt1}{\sqrt4}=\frac{1}{\sqrt4}=\frac{1}{2}=0,5 \] En dit klopt ook, want \( 0,5\times0,5=0,25 \)
4.3. Basisvorm van wortels
Het vereenvoudigen van een wortel heet ook wel de wortel in de basisvorm schrijven. Alle getallen dienen zover mogelijk buiten de wortel te worden gehaald. Dit kan door te zoeken naar gelijke machten binnen de wortel. Omdat de wortel en de machten tegengestelde bewerkingen zijn heffen deze elkaar op.
Voorbeeld 5: Basisvorm van een wortel
Bereken onderstaande sommen
- \( \sqrt{5^2} \)
- \( \sqrt{72} \)
1. We hebben een macht in een wortel. Een wortel zonder getal links boven de wortel kan worden gelezen als een tweedegraads wortel. Zo kan worden beredeneerd dat \[ \sqrt{5^2}=\sqrt{25}=5 \]
2. In dit geval is er een getal in de wortel waarvan de wortel niet direct kan worden berekend. Verdeel eerst het getal in gemeenschappelijke delers: \[ 72=8\times9=2\times 2\times 2\times 3\times 3 \] Het valt op dat gemeenschappelijke delers twee en drie beiden vaker voorkomen. We kunnen dit dan ook schrijven als: \[ 2\times2\times2\times3\times3=2^2\times2\times3^2 \] Met de wortel \[ \sqrt{72}=\sqrt{2^2\times2\times3^2} \] Wanneer een kwadraat in een wortel voorkomt kan deze uit de wortel worden gehaald. Dit kan worden aangetoond door de wortels als losse producten te schrijven: \[ \sqrt{2^2\times 2\times 3^2}=\sqrt{2^2}\times\sqrt2\times\sqrt{3^2}=2\times\sqrt2\times 3 \] Gehele getallen worden berekend en de basisvorm is dan \[ 2\times3\times\sqrt2=6\times\sqrt2=6\sqrt2 \] Het vermenigvuldigingsteken wordt hier weggelaten. Het is een gebruikelijk om het in de vorm te schrijven zonder vermenigvuldigingsteken, tenzij er verwarring kan ontstaan.
Test je kennis
Oefenen met wortels
Schrijf onderstaande wortels als gebroken machten. Schrijf de macht als x^(1/a) of x^0,a. Dus een vierkantswortel schrijf je dan als x^(1/2) of x^0,5.
\[ \sqrt{5} \] |
De formule \( \sqrt[n]{g^t}=g^{t/n} \) kan direct worden toegepast. \[ \sqrt{5} = 5^{1/2} \]
\[ \sqrt{3+5\times 2} \] |
\[ \sqrt{3+5\times 2} = \sqrt{13} = 13^{1/2} \] of \[ \sqrt{3+5\times 2} = (3+5\times 2)^(1/2) = 13^{1/2} \]
\[ \sqrt{3\times 2} \times \sqrt{5} \] |
Het zijn gelijke wortels, dus de getallen kunnen in een wortel worden geschreven. \[ \sqrt{3\times 2} \times \sqrt{5} = \sqrt{3\times 2\times 5} = \sqrt{30} = 30^(1/2) \]
Los onderstaande sommen op. Schrijf breuken met een deelstreep: x/y
\[ \sqrt{8^2}+\sqrt{12} \times \sqrt{12} \] |
De vierkantswortels en kwadraten heffen elkaar op.
- \[\sqrt{8^2} = 8 \]
- \[ \sqrt{12} \times \sqrt{12} = \left(\sqrt{12}\right)^2 = 12 \]
- \[\sqrt{8^2}+\sqrt{12} \times \sqrt{12} = 8+12=20\]
\[ \sqrt{27}\times\sqrt{3} \] |
Schrijf de wortels in basisvorm en los deze verder op.
- \[\sqrt{27} = \sqrt{3\times 9} = \sqrt{3\times 3^2} = 3 \sqrt{3} \]
- \[ 3 \sqrt{3} = 3 \times \sqrt{3} \]
- \[ \sqrt{27}\times\sqrt{3} = 3 \times \sqrt{3} \times \sqrt{3} = 3 \times 3 = 9\]
Of voeg de wortels samen en bereken de wortel \[ \sqrt{27}\times\sqrt{3}=\sqrt{27\times 3}=\sqrt{81}=9\]
\[ 9\sqrt{9} + \sqrt{70-6}-\sqrt{11^2} \] |
\[ 7 \sqrt{49} - 3 \sqrt{8^{2} - 15} \] |
\[ 9\sqrt{64} - (-5\sqrt{3})^2 \] |
\[ \sqrt{8 \frac{1}{3}} \cdot \sqrt{8 \frac{1}{3}} - 2\sqrt{1 \frac{44}{100}} \] |
Bereken de zijden van een vierkant met een inhoud van \( 289 cm^2 \).
cm |
|
De inhoud is gegeven door lengte keer breedte. Gezien het om een vierkant gaat heeft het twee gelijke zijden, dus \( l=b \). Daarom zijn de zijden gelijk aan \( \sqrt{289} \times \sqrt{289} = 17 \times 17 \) en dus \( l=b=17 cm \).